Typen, apparaat en werkingsprincipe van de lichtbundelregeling
Auto apparaat,  Elektrische uitrusting van voertuigen

Typen, apparaat en werkingsprincipe van de lichtbundelregeling

De dimlichten van een auto hebben een vastgestelde grenslijn, waarvan de positie wordt gereguleerd door internationale regels en normen. Dit is een voorwaardelijke overgang van licht naar schaduw, die zo moet worden gekozen dat andere deelnemers aan de beweging niet verblind worden. Aan de andere kant moet het een acceptabel niveau van wegverlichting bieden. Als de positie van de carrosserie om de een of andere reden verandert, verandert ook de positie van de scheidingslijn. Zodat de bestuurder de richting van het dimlicht kan aanpassen, d.w.z. grenslijn en lichtbundelregeling wordt toegepast.

Doel van de lichtbundelregeling

De aanvankelijk correcte koplampen worden op een onbeladen voertuig met de lengteas in horizontale positie ingesteld. Als de voor- of achterkant wordt beladen (bijvoorbeeld passagiers of vracht), verandert de positie van de carrosserie. Een assistent in een dergelijke situatie is de lichtbundelregeling. In Europa moeten alle voertuigen vanaf 1999 zijn uitgerust met een soortgelijk systeem.

Soorten koplampcorrectors

Koplampcorrectors zijn volgens het werkingsprincipe in twee typen verdeeld:

  • gedwongen (handmatige) actie;
  • auto.

Handmatige lichtaanpassing wordt door de bestuurder zelf gedaan vanuit het passagierscompartiment met behulp van verschillende aandrijvingen. Op basis van het soort actie zijn de actuatoren onderverdeeld in:

  • mechanische;
  • pneumatisch;
  • hydraulisch;
  • elektromechanisch.

mechanisch

De mechanische afstelling van de lichtbundel gebeurt niet vanuit het passagierscompartiment, maar rechtstreeks op de koplamp. Dit is een primitief mechanisme gebaseerd op een stelschroef. Het wordt meestal gebruikt in oudere automodellen. Het niveau van de lichtstraal wordt aangepast door de schroef in een of andere richting te draaien.

Pneumatisch

Pneumatische afstelling wordt niet veel gebruikt vanwege de complexiteit van het mechanisme. Het kan automatisch of handmatig worden aangepast. Bij handmatige pneumatische afstelling moet de bestuurder de n-standenschakelaar op het paneel instellen. Dit type wordt gebruikt in combinatie met halogeenverlichting.

In de automatische modus worden lichaamspositiesensoren, mechanismen en een systeembesturingseenheid gebruikt. De reflector regelt de luchtdruk in de leidingen die op het verlichtingssysteem zijn aangesloten.

hydraulisch

Het werkingsprincipe is vergelijkbaar met het mechanische, alleen in dit geval wordt de positie aangepast met behulp van een speciale vloeistof in verzegelde lijnen. De bestuurder past de stand van de verlichting aan door aan de draaiknop in het passagierscompartiment te draaien. In dit geval wordt mechanisch werk uitgevoerd. Het systeem is verbonden met de hydraulische hoofdcilinder. Door aan het wiel te draaien, wordt de druk verhoogd. De cilinders bewegen en het mechanisme draait de stuurpen en reflectoren in de koplampen. Door de strakheid van het systeem kunt u de positie van het licht in beide richtingen aanpassen.

Het systeem wordt als niet erg betrouwbaar beschouwd, omdat na verloop van tijd de dichtheid verloren gaat op de kruising van de manchetten en buizen. Vloeistof stroomt naar buiten, waardoor lucht het systeem kan binnendringen.

Elektromechanisch

Elektromechanische aandrijving is in veel voertuigen de meest voorkomende en populaire optie voor het afstellen van het dimlicht. Het wordt aangepast door de rotatie van het stuur door de bestuurder met scheidingen in het passagierscompartiment op het dashboard. Er zijn meestal 4 posities.

De actuator is een motorreductor. Het bestaat uit een elektromotor, een elektronisch bord en een wormwiel. Het elektronische bord verwerkt het commando en de elektromotor draait de as en de steel. De steel verandert de positie van de reflector.

Automatische koplampafstelling

Als de auto een automatisch dimlichtcorrectiesysteem heeft, hoeft de bestuurder zelf niets af te stellen of te draaien. Automatisering is hiervoor verantwoordelijk. Het systeem omvat doorgaans:

  • Besturingsblok;
  • lichaamspositiesensoren;
  • uitvoerende mechanismen.

Sensoren analyseren de bodemvrijheid van het voertuig. Als er veranderingen zijn, wordt er een signaal naar de besturingseenheid gestuurd en passen de actuatoren de positie van de koplampen aan. Vaak is dit systeem geïntegreerd met andere lichaamspositioneringssystemen.

Ook werkt het automatische systeem in een dynamische modus. Verlichting, vooral xenonverlichting, kan de bestuurder ogenblikkelijk verblinden. Dit kan gebeuren bij een sterke verandering van de bodemvrijheid op de weg, bij het remmen en een scherpe voorwaartse beweging. De dynamische corrector past de lichtopbrengst onmiddellijk aan, waardoor verblinding wordt voorkomen dat bestuurders verblinden.

Volgens de wettelijke vereisten moeten auto's met xenonkoplampen een autocorrector voor dimlicht hebben.

Corrector installatie

Als de auto niet over een dergelijk systeem beschikt, kunt u deze zelf installeren. Er zijn verschillende kits op de markt (van elektromechanisch tot automatisch) tegen verschillende prijzen. Het belangrijkste is dat het apparaat past bij het verlichtingssysteem van uw auto. Als u over speciale vaardigheden en tools beschikt, kunt u het systeem zelf installeren.

Na installatie moet u de lichtstroom aanpassen en aanpassen. Om dit te doen, moet u een speciaal diagram op de muur of het schild tekenen, waarop de afbuigpunten van de balk zijn aangegeven. Elke koplamp is individueel verstelbaar.

Hoe u kunt controleren of het werkt

De lichaamspositiesensoren kunnen verschillen. De levensduur van potentiometrische sensoren is bijvoorbeeld 10-15 jaar. De elektromechanische aandrijving kan ook uitvallen. Bij automatische afstelling hoor je het karakteristieke gezoem van de afstelaandrijving als het contact en het dimlicht zijn ingeschakeld. Hoor je het niet, dan is dit een signaal van een storing.

Ook kunnen de prestaties van het systeem worden gecontroleerd door de positie van de carrosserie mechanisch te veranderen. Als de lichtstroom verandert, werkt het systeem. De oorzaak van de storing kan elektrische bedrading zijn. In dit geval is servicediagnose vereist.

De lichtbundelregeling is een belangrijke veiligheidsvoorziening. Veel chauffeurs hechten hier niet veel belang aan. Maar u moet begrijpen dat het verkeerde of verblindende licht tot trieste gevolgen kan leiden. Dit geldt vooral voor voertuigen met xenonkoplampen. Breng anderen niet in gevaar.

Voeg een reactie