Verkeersregels. De beweging van voertuigen in kolommen.
Uncategorized

Verkeersregels. De beweging van voertuigen in kolommen.

25.1

Elk voertuig dat zich in een konvooi voortbeweegt, moet een identificatiemerkteken "Kolom" hebben als bedoeld in subparagraaf "є" van paragraaf 30.3 van dit Reglement, en de dimlichten worden ingeschakeld.

Het identificatiemerk mag niet worden aangebracht als het konvooi wordt vergezeld door operationele voertuigen met rode, blauwe en rode, groene of blauwe en groene zwaailichten en (of) speciale geluidssignalen aan.

25.2

Voertuigen mogen zich in een konvooi slechts in één rij verplaatsen, zo dicht mogelijk bij de rechterrand van de rijbaan, tenzij ze worden vergezeld door operationele voertuigen.

25.3

De snelheid van de kolom en de afstand tussen de voertuigen worden bepaald door de leider van de kolom of volgens de bewegingsmodus van het voorste voertuig in overeenstemming met de vereisten van deze regels.

25.4

Een konvooi dat zich zonder begeleiding van operationele voertuigen voortbeweegt, moet in groepen worden verdeeld (niet meer dan vijf voertuigen van elk), waarvan de onderlinge afstand de mogelijkheid moet garanderen om de groep door andere voertuigen in te halen.

25.5

In het geval dat het konvooi onderweg stopt, wordt op alle voertuigen een noodalarm geactiveerd.

25.6

Andere voertuigen mogen geen ruimte innemen om constant in het konvooi te bewegen.

Terug naar de inhoudsopgave

Voeg een reactie